Lezing van dr. Anita C. Nanhoe
Voor Stichting Hindoe Parishad Nederland (SHPN) in het kader van 141 jaar Hindostaanse immigratie, 1 juni 2014 op de Shri Vishnu School in Den Haag.
Hoewel wij veel sentiment ervaren bij de levensloop van onze voorouders, concentreren wij ons vooral op het vooruitstreven dat wij van onze ouders en voorouders hebben meegekregen. Daar wil ik het vandaag met jullie over hebben. Over het vooruitstreven, de mobiliteitsdrang die eens behoorde tot onze voorouders die van India naar Suriname gingen en van ons en onze ouders die van Suriname naar Nederland kwamen. Wat hebben we meegekregen van onze voorouders uit India en van onze ouders uit Suriname? Wat hebben we meegenomen naar Nederland? Hoe vertaalt dat zich in de praktijk en welke relatie is er te leggen met parasuïcide en suïcide onder Hindostanen? Dit zijn ingewikkelde vragen waarop iedereen vanuit zijn of haar invalshoek een ander antwoord zal formuleren. Vandaag deel ik met u mijn visie op deze vragen.
In de afgelopen jaren heb ik mij bezig gehouden met verschillende onderzoeken. Ik heb onderzoek verricht naar de opvoedingsstrategieën onder Hindostanen, naar onderwijssucces van Hindostanen, naar emancipatie van Hindostaanse vrouwen en naar huiselijk geweld onder Hindostanen. Momenteel ben ik bezig met een onderzoek naar homoseksualiteit onder Hindostanen. Ik doe geen onderzoek naar de omvang van de diverse vraagstukken. Maar ik ga graag bij vraagstukken de diepte in, ik ben geïnteresseerd in patronen, in mechanismen. Door onderzoek naar uiteenlopende onderwerpen, heb ik het verband kunnen zien van dezelfde mechanismen met verschillende vraagstukken. In één uur tijd kan ik niet alles behandelen. Ik heb een selectie gemaakt. Voor vandaag bespreek ik eerst een klein stukje migratiegeschiedenis. Vervolgens ga ik in op de situatie in Nederland na migratie. Ten slotte ga ik in op de vraag welke oplossingen ik zie voor de suïcidekwestie onder Hindostanen.
De eerste migratie
De migranten die van India naar Suriname gingen worden vaak beschreven als landbouwers, een redelijk homogene groep. Als we naar de diverse literatuur kijken zien we echter een diversiteit onder hen: alle kasten waren vertegenwoordigd (hoewel onevenredig), mannen die geld wilden verdienen, mannen die avontuur zochten, plattelandsarbeiders, stadsmensen, vrouwen die met hun partner meegingen, vrouwen die alleen waren en toekomstmogelijkheden zochten en ook prostituees die booming business zagen in de medemigratie. Al deze mensen hadden één doel voor ogen: zij wilden werken aan een betere levensstandaard en waren bereid daar een hoge prijs voor te betalen. Wij zijn nazaten van ambitieuze Hindostanen.
Hoe was het in Suriname?
In Suriname vond een zekere homogenisering plaats. Iedere Hindostaan werd aan het werk gezet in de landbouw en daar contractueel toe beperkt. Iedereen moest de handen uit de mouwen en letterlijk in de landbouwgrond steken. Na de contractperiode vond een belangrijke ontwikkeling plaats: de contractarbeiders moesten op een andere manier aan de koloniale grootgrondbezitters gebonden worden. Dus boden de landeigenaren hen grondgebied in erfpacht rondom hun eigen landbouwgrond. Dit waren enorme lappen grond waarop de Hindostanen hun eigen rijst, groenten en fruit konden verbouwen. Zij hadden daarnaast genoeg tijd voor de landbouwwerkzaamheden op het erf van de grootgrondbezitters. Dit was dus een bindmiddel. Wij bleven plattelandarbeiders.
In 1928 volgde beleidsmatig een volgend bindmiddel. De jongere zonen in veel gezinnen werden door hun herkomstgezinnen vrijgepleit om in de stad naar school te gaan. Zij ontwikkelden zich tot transporteurs en verkopers van hun vaders rijst, groenten en fruit. De grootgrondbezitters zagen concurrentie ontstaan. Mede hierdoor veranderde het onderwijsbeleid.[1] We zien in deze periode op het platteland het beperkt lager onderwijs ontstaan. Deze scholen waren ingericht om mensen te leren lezen, schrijven en rekenen. Meer was niet nodig voor landbouwers. Deze situatie duurde voort tot 1948, waarna langzaam de ene na de andere basisschool weer werd ingericht als volwaardige basisschool. Veel Hindostanen zijn dus door verschillende ontwikkelingen heel lang plattelandarbeiders en plattelandbewoners gebleven. Enerzijds zien we binding aan het platteland als gevolg van eigendomskwesties, anderzijds als gevolg van het overheidsbeleid.
Het familieleven in Suriname
In Suriname kenden de meeste Hindostanen andere levensomstandigheden dan in Nederland. We staan daar vaak niet bij stil. Maar het is wel van groot belang gezien de veranderingen waar mensen mee te maken kregen na migratie naar Nederland.
Zo was het gezinsleven opgebouwd in een hiërarchisch meergeneratiehuishouden. De leden waren economisch afhankelijk van elkaar en kenden een strakke taakverdeling. Het leven in grootfamilieverband veranderde hooguit in een modified extended familieverband. Dit betekent dat zonen na hun huwelijk een huis bouwden op het erf van hun vader. Zij bleven bij elkaar wonen. De economische afhankelijkheid, hiërarchische relaties en sociale controle bleven. De opvoedingsstijl was overwegend autoritair, waardoor er ook zeer beperkte communicatie was tussen generaties. De communicatie tussen verschillende hiërarchische relaties was ingericht volgens allerlei impliciete sociale codes. De opvoeding kende ook vooral impliciete normen. Er vond zelden explicitering plaats van de normen. Je leerde door vallen en opstaan wat mocht en wat niet mocht.
Zonen werden opgevoed tot onderdeel van het grootgezin, zij waren de erfgenamen en zouden onderdeel blijven van het economisch meergeneratiegezin. Dochters gingen na hun huwelijk met hun man mee en waren afhankelijk van de verdiensten en erfenis van hun man. Zo regelden Hindostanen het erfrecht langs patriarchale lijn. Veel vrouwen waren op alle mogelijke manieren afhankelijk van hun man en schoonfamilie. Zij waren niet toegerust voor een zelfstandig bestaan en een makkelijke prooi voor wantoestanden. Zij genoten vaak weinig of geen ruimte voor hun individualiteit of om op te komen voor zichzelf. Deden zij hun mond open, dan werd deze even snel gesnoerd. Dat veel ouders hun gehuwde dochter niet terug wensten was een vrijbrief voor de man en schoonfamilie om haar naar eigen dunken te bejegenen. Soms ging dit goed, maar soms ook niet. Ik heb in interviews de meest gruwelijke mishandelingen gehoord. Zo zijn vrouwen letterlijk zo zwaar mishandeld dat tanden uit de mond geslagen werden en het ongeboren kind te vroeg uit de baarmoeder geslagen werd. Zij moesten ook na dergelijke mishandelingen het bloed wegvegen, het kind opruimen, hun mond houden en doorgaan met hun huiselijke verplichtingen. Ze noemen het een miskraam en wij met onze verwesterde oren hebben daar hele andere beelden bij. Ook waren er vrouwen die verlaten werden door hun man.
Het heeft geen zin om al deze mannen over een kam te scheren of te veroordelen. Vanuit onze positie kennen wij de geschiedenis, situatie of motivatie van deze mannen niet. Maar door de afhankelijke positie van vrouwen konden hun mannen komen en gaan wanneer zij wilden, de vrouwen konden immers niet anders dan wachten op de kostwinner. Wanneer mannen te lang wegbleven en soms gewoonweg niet meer terug kwamen, moesten vrouwen ten einde raad hosselen om hun kinderen te voeden. Steun van de buren hield natuurlijk ook een keer op. Moeders hebben hand en spandiensten verricht, het erf van buren verbouwd etc. om hun kinderen te voeden. Moeders hebben met hun kinderen in de open lucht geslapen, seksuele diensten verleend aan mannen om hun kinderen te kunnen voeden. Helaas gebeurden deze zaken allemaal ook waar hun kinderen er getuige van waren. Kinderen droegen zodra zij maar ergens aan de bak konden, bij aan de kostwinning, op zeer jonge leeftijden.
Deze vrouwen behoren tot de generatie van onze moeders. Velen konden niet ontsnappen aan hun beroerde levensomstandigheden. Het waren de moeders die tot wanhoop en gekte toe voor hun kinderen bleven zorgen. Suïcide was voor sommigen een ontsnappingsstrategie. Het woord ‘moeder’ kent vele betekenissen en vele offers. En dit is er één van. Ik zeg hiermee niet dat alle Hindostaanse migranten deze ervaringen hebben, maar wie het niet hebben ervaren, hebben het in hun omgeving mogen aanschouwen of gehoord. Welke familie kent geen vrouwen die dergelijke omstandigheden hebben meegemaakt?
Onder de generatie die naar Nederland migreerde behoren ook kinderen van deze moeders, die uit liefde en loyaliteit hun moeders imago en eer hoog houden en hun diep verscheurende herinneringen stil houden. Echter van verwerking is maar zelden sprake.
Seksuele ontwikkeling en schade
In Suriname vond in 1973 een verschuiving plaats van de wettelijke huwelijksleeftijd van 13 naar 15 jaar voor meisjes en van 15 naar 17 jaar voor jongens. Mede hierdoor verschoof ook geleidelijk de huwelijksleeftijd in de praktijk. De biologische en seksuele ontwikkeling veranderde natuurlijk niet door de wettelijke veranderingen. De seksuele ontwikkeling behoort onder Hindostanen tot de grootste taboes. Maar deze lijkt wel degelijk relevant voor het suïcideprobleem. Zo heeft Abrahams al in 1997 een onderzoek gepubliceerd naar de seksuele ervaringen van Hindostaanse mannen. Het waren allemaal mannen in Nederland die in Suriname waren geboren en getogen. De mannen vertelden over hun eerste seksuele contacten, die op zeer vroege leeftijden plaatsvonden. Van de 26 mannen beschrijven er 17 dat hun eerste seksuele ervaringen met familieleden waren. Het gaat voornamelijk om oudere nichten die hun seksualiteit verkenden met jongere neefjes. Hoewel de beschrijvingen soms grenzen aan seksuele forcering, is dit niet de manier waarop de mannen het in het interview lijken te definiëren. Zij weten terugblikkend niet goed hoe zij de situatie moeten definiëren.
Schrikt u hiervan? Ik niet. Het is namelijk simpel te verklaren als u naar de geografische situatie kijkt, die ik eerder in mijn betoog beschreef. Contact tussen familieleden werd als veilig beschouwd. Echter de biologische ontwikkeling gaat door en de biologische behoeften zoeken een uitlaatklep. Dit zijn de best bewaarde familiegeheimen. Deze vrouwen zijn als zogenoemde maagden het huwelijk ingegaan. Misschien hadden ze hun maagdenvlies ook nog wel.
Tijdens een uitzending op radio Vahon, interviewde ik samen met Nanda Baldew enkele slachtoffers van incest. Eén van de gasten was een man, die tijdens zijn opgroeien in Suriname slachtoffer was van seksueel misbruik, door zowel een nicht als een neef. Ook hijzelf verviel als kind bijna in misbruikgedrag in zijn relatie met jongere kinderen. Zijn ex-vrouw heeft nooit geweten over dit verleden. De relatie was ten tijde van het interview door allerlei geheimen en door wederzijds onbegrip al op de klippen gelopen. In de uitzending hebben we goed kunnen weergeven hoe de mechanismen van misbruik op kinderen kunnen werken als een soort inktvlekwerking.
Aan de andere kant zijn er ook verhalen van vrouwen die slachtoffer zijn geweest van seksuele wantoestanden. Dit doet mij denken aan een quickscan die ik jaren geleden uitvoerde. Ik sprak 30 Hindostaanse vrouwen over hun eerste seksuele ervaringen. Van deze 30 vrouwen waren er 3 als maagd de relatie met hun toenmalige partner aangegaan. Eén van deze drie werd aan het begin van haar huwelijk systematisch verkracht door haar echtgenoot. Daarna heeft zij zich seksueel gehoorzamer opgesteld. De overige 27 vrouwen hadden al gemeenschap gehad met een ander voor zij zich settelden met een partner. Ruim een derde van deze vrouwen was seksueel geforceerd door een bekende of een familielid. Deze vrouwen beschrijven zichzelf duidelijk als slachtoffer van seksueel geweld. De meeste vrouwen hadden deze informatie niet gedeeld met hun man, op enkele jongere vrouwen na.
De meeste partners gingen ervan uit dat zij de eerste en enige seksuele partner van hun vrouw waren. Deze exclusiviteits(waan) blijkt waardevol voor Hindostaanse mannen.
Waarom is deze informatie relevant? Waarom open ik deze wonden? Ik geloof erin dat we pijnpunten met rust moeten laten, tenzij het bespreken ervan, zoals ik dat nu doe, een functie heeft. In een gezin met een autoritaire communicatiestijl delen kinderen hun problemen en ervaringen niet vlug met hun ouders. Ook allerlei taboes maken dat veel ervaringen onbesproken blijven of alleen worden gedeeld met leeftijdgenoten, broers en zussen, nichten en neven die net zo weinig kaas hebben gegeten van seksualiteit en misschien in dezelfde experimentele fase zitten. En van het één komt het ander. Uit recentere onderzoeken in Nederland blijkt zelfs dat de kans op incest en seksuele schending groter is in de zogenaamde kuisheidsculturen en vaker voorkomt in meergeneratiehuishoudens.
Apnapan
De conclusie die we uit voorgaande informatie kunnen trekken is dat veel vrouwen hun mannen een onterecht imago voorhouden, bijvoorbeeld dat zij aan de kuisheidsnorm voldoen. Op dezelfde manier zwijgen ook mannen over pijnpunten die hun imago zou kunnen schaden. Kortom: wij stellen ons niet kwetsbaar op binnen ons eigen gezin, zelfs niet bij degenen die ons het meest nabij zijn: onze ouders, ons levenspartner en onze kinderen. Het ziet er naar uit dat we een soort dubbelleven leiden, zelfs binnen het gezin. Er is een werkelijkheid die wij zelf kennen en een imago dat we onze geliefden voorhouden. Apnapan is een relatief begrip, met duidelijke codes en grenzen.
De rat race in Nederland
Met het voorgaande heb ik enkele issues besproken, die een rol spelen in de herinneringen en in het actuele welbevinden. Dit zijn niet de enige issues, maar een selectie. Het leven in Suriname was voor veel mensen zwaar. Het is nog steeds voor veel mensen zwaar. Dat kan niet anders, gezien het hoge aantal suïcides in Suriname.
Toen de generatie geboren en getogen in Suriname naar Nederland migreerde, heeft deze generatie alle ervaringen en herinneringen meegenomen naar Nederland.
De migratie ging gepaard met een mobiliteitsstreven. We wilden er allemaal op vooruit gaan, dat was het uiteindelijke doel en dat moesten we waar maken. Maar de eerste taak was een bestaan op te bouwen, wat op zich al een enorme opgave was. De verschillen met Suriname waren groot. Van zandpaden naar snelwegen, van koloniale verhoudingen naar zogenaamde gelijkwaardigheid. In een nieuw land met een andere leefomgeving, ander klimaat, andere gewoonten en een bureaucratie van jewelste.
Bovendien kwamen we in een samenleving die zwaar leed onder een economische crisis. De ontvangst in Nederland was er ook naar. Deze ging gepaard met een ontmoedigingsbeleid en stimuleringsmaatregelen voor terugkeer. Velen konden hun dromen niet waar maken. Zij hadden huis en haard achtergelaten voor een betere toekomst en kregen te maken met enorm veel tegenvallers. Zo verliep het niet iedereen, maar zo verliep het wel voor een deel van onze gemeenschap.
Anderen lukte het in die jaren om wel successen te boeken, op onderwijsgebied of op de arbeidsmarkt. Deze mensen vormen een voorbeeld voor de hele familie en zelfs de hele gemeenschap. We keken er tegen op: mensen die een baan wisten te verwerven als buschauffeur of als kassière in een winkel. Het was fantastisch.
Daar waar de eerste generatie de mobiliteitsdromen maar gedeeltelijk of niet waar kon maken, daar werd van de tussengeneratie verwacht dat zij deze dromen alsnog in vervulling brachten. Het succes van de kinderen zou alsnog de hoge prijs van de migratie goed maken. Een nobele en logische droom van alle ouders. Successen werden zelfs via de Hindostaanse radiozenders gedeeld. Ik herinner mij als kind nog berichtgeving op de radio over een jongen die slaagde voor zijn havo-examen. Mijn ouders spraken vol bewondering over deze hooggeleerde jongen. De jaren daaropvolgend werd de lat echter steeds hoger gelegd. Uit mijn onderzoek naar onderwijssucces blijkt dat de norm tegenwoordig bij minimaal een hbo-opleiding ligt. Dit is nog niet het niveau waarop we bewondering voor iemand hebben. Nee, het is de norm. We krijgen tegenwoordig pas bewondering voor kinderen die een universitaire opleiding of promotie behalen. Bij kinderen die na hun opleiding een geweldig bedrijf oprichten en materieel zichtbaar goed boeren. Jawel, de lat is steeds hoger geworden. We willen meer en meer. En waarom? We willen dat onze ouders trots zijn op ons.
Dit alles zet te denken. Ik heb het niet alleen over andere Hindostanen. Ik heb het over jullie! En ik heb het over mijzelf. Ik ben immers eveneens onderdeel van de Hindostaanse gemeenschap. Compensatie van mijn ouders offers is nooit mijn beweegreden geweest voor de stappen in mijn leven. Zelf heb ik stappen in mijn leven genomen waar mijn ouders in traditioneel Hindostaanse kringen niet over zouden opscheppen. Maar de behoefte om ouders het gevoel te geven dat hun migratie niet tevergeefs was, dat hun offers niet voor niets waren, zit zo diep in onze ‘genen’, dat ook ik tijdens mijn promotieplechtigheid dacht: ‘Ik wou dat ze dit hadden kunnen meemaken’.
Overigens stopt de opgave van kinderen het niet bij de opleidingswensen. Alle succesdefinities die we in Suriname hadden, hebben we meegenomen: kinderen weten goed welk perfect plaatje van ze verwacht wordt: huisje, boompje, beestje (het liefst met iemand die door de familie goedgekeurd is). Diploma’s, een baan waarvoor je een maatpak moet dragen, kinderen, een mooi huis, een mooie auto en het liefst een keertje op tv verschijnen bij OHM-tv. Kortom: alles wat status en aanzien oplevert. Het is een ware rat race geworden.
In de stille schaduw
In de tussentijd zijn de eerste generatie en de tussengeneratie nog aan het worstelen met verwarrende en/of storende herinneringen aan Suriname. De meesten zijn niet gemigreerd omdat ze het in Suriname zo geweldig hadden. Ze hadden een reden om Suriname te verlaten voor een onbekend en koud land.
Zowel de eerste generatie, de tussengeneratie als de tweede generatie zijn bovendien aan het worstelen met hun integratie in de Nederlandse samenleving, het opgroeien in twee culturele settings en het wennen aan een land waarin alle taboes bespreekbaar gemaakt worden. Deze worsteling vindt veelal in de schaduw plaats, maar deze worsteling wil ik vandaag benadrukken: want met het bespreken van kwesties, welke kwesties dan ook, start een soort bewustwordings- en verwerkingsproces. Oude herinneringen worden uit de twijfelzone getrokken en genormeerd. Wat hoort wel en wat hoort niet? Hierdoor ontstaat meer bewustzijn over herinneringen. Dezelfde ervaringen worden opnieuw geëvalueerde en opnieuw gedefinieerd. Deze ervaringen creëren door tijds- en omgevingsinvloeden nieuwe issues en vragen: Waarom heb ik mijn moeder niet kunnen beschermen? Waarom was ik niet ouder? Dan hoefde ze dat allemaal niet te ondergaan. Waarom hebben ze dit met mij gedaan? Waarom heb ik dat gedaan? Kon ik het maar terugdraaien. Maar helaas, dat kan niet. Op het waarom van het verleden vinden we vaak geen bevredigend antwoord, maar we beleven het verleden keer op keer, zonder erover te kunnen spreken. Want in de rat race, de mobiliteitsjacht, moeten we ons imago hoog houden.
Draagkracht en draaglast
De rat race is een zware meervoudige opgave. Surinamers met een problematisch verleden, moeten niet alleen hun zware herinneringen een plek geven, zij moeten evenals alle andere migranten integreren en presteren op de mobiliteitsladder. Status en aanzien, daar gaat het om. Dat hebben we allemaal nodig. We willen allemaal gerespecteerd worden. En we willen de verwachtingen van onze ouders nakomen, althans zo goed als mogelijk. Want de rat race gaat door en we maken daar (of we dat willen of niet) onderdeel van uit. Wanneer we achterblijven heeft dat invloed op onze positionering, wanneer we meegaan heeft dat invloed op onze positionering. Je wordt erin meegezogen en meegewogen. Op ieder familiefeestje, tijdens ieder familiebezoekje. Het is zelfs een enorme klus om je kind tegen die rat race te beschermen of er buiten te houden.
Vertel ik jullie iets nieuws, wanneer ik zeg dat niet ieder kind aan alle succesverwachtingen kan voldoen? Niet ieder kind kan een hbo-niveau behalen. Ook wij hebben kinderen die worstelen met hun leervaardigheid en die maar met moeite in hun eigen levensbehoeften kunnen voorzien. Wij hebben kinderen die worstelen met het opgroeien in twee culturele settings, die worstelen met hun herinneringen of met allerlei problemen. We hebben ook kinderen die te maken krijgen met nieuwe trauma’s die bij een levensloop horen: het verlies van een ouder op jonge leeftijd, het verwerken van teleurstellingen die heel zwaar vallen. Het omgaan met partnergeweld tussen de eigen ouders of met een scheiding van de ouders. Het leven brengt veel opgaven met zich mee voor alle kinderen. Onze kinderen krijgen er een taak bij: de migratie-offers van je ouder compenseren. JA, veel kinderen voelen deze opgave en NEE, niet alle kinderen kunnen de hoge verwachtingen waarmaken. Maar wat we van onze kinderen verwachten is wel belangrijk. Uit mijn onderzoek naar onderwijssucces van Hindostanen blijkt bijvoorbeeld dat kinderen doorleren en doorleren, zelfs al zijn ze tegen de 50 jaar en zelfs wanneer de ouders al overleden zijn. Zij leren door tot ze het opleidingsniveau behalen dat hun ouders van hen hadden gewenst. Sommige respondenten zeiden letterlijk: ‘Nu zou mijn moeder of vader wel tevreden zijn geweest. Nu is het wel genoeg.’
We vragen veel van onze kinderen. Het is tijd om pas op de plaats te maken. Je hebt het als ouders niet alleen maar goed gedaan als je kinderen een hbo-niveau hebben, in een geweldige BMW rijden of met de zoon van een pandit zijn getrouwd.
De draaglast wordt bij velen onder ons van tijd tot tijd hoger dan de draagkracht. Met andere woorden: de stress wordt hoger dan wat we aankunnen. De kwesties parasuïcide en suïcide hebben te maken draaglast en draagkracht. Zowel draagkracht als draaglast verschillen per individu. Maar dat de rek er bij veel Hindostanen uit is blijkt uit de cijfers. We zien onder Hindostanen veel mensen met schizofrenie, borderline, problematisch alcoholgebruik en hart en vaatziekten. Wat doen we met onszelf? En met elkaar? Wat doen wij met onze kinderen? Volgens mij wordt het tijd dat we de balans opnieuw opmaken.
Norm versus realiteit
Mede door de casussen die ik onderzoekstechnisch ken, kan ik een hoop façade van de werkelijkheid scheiden.
- Ik denk hierbij aan de man die bekend staat als een onverbeterlijke macho, die in werkelijkheid impotent is en daarom voorkeur geeft aan zijn machistische imago.
- Aan de promiscue man die als kind een jaar lang een pedofiel heeft moeten pijpen en niet meer in staat is om goed te functioneren. Hij verslindt zoveel mogelijk vrouwen om zichzelf te bewijzen dat hij geen homo is.
- Aan de vrouw wiens man neerkijkt op vrouwen die meerdere mannen hebben gehad. Deze man weet niet dat zijn eigen vrouw meerdere vriendjes voor hem heeft gehad. Zij zal hem dat ook nooit vertellen gezien zijn afkeuring van dergelijke vrouwen.
- Ik denk aan de vrouw die als maagd het huwelijk inging, die door haar man systematisch werd verkracht. Dit was de enige man aan wie zij zich ooit heeft gegeven. Zij zal haar kinderen nooit een gelukkige moeder kunnen geven. Ieder fysiek contact, ook met haar kinderen, is voor haar bedreigend.
- Ik denk aan de dame die werd uitgehuwd aan een drugsverslaafde schizofreen, voor wie zij drie kinderen baarde. Haar gezicht toont de littekens van de messensteken. Door alle mentale en fysieke schade zal zij haar drie kinderen nooit de opvoeding kunnen geven die zij hen wil geven. In het gesprek geeft zij aan dat zij haar kinderen wil knuffelen, maar dat nooit heeft kunnen opbrengen.
- Ik denk aan het jonge meisje dat door haar stiefvader werd geprostitueerd, maar van haar moeder zelfs daarna geen relatie mocht met een Nederlandse jongen: ‘Wat zouden mensen hiervan denken?’
- Ik denk aan dat basisschoolmeisje, dat zelfmoord pleegde. Haar familie dacht dat zij door kanker overleden was, terwijl de lijkschouwers en hulpverleners wisten dat zij door haar stiefvader helemaal was afgeleefd.
- Ik denk aan de vrouw, de oma, die als klein kindje door haar buurjongen was verkracht. Haar moeder maande haar er nooit over te spreken: ‘Dit is nooit gebeurd. Anders zal niemand met je willen trouwen.’ Zij sprak er voor het eerst over in het interview. Dat was toen zij inmiddels al oma was.
- Ik denk aan die jongen die op de middelbare school door zijn leraar was misbruikt. Zijn familie lachte hem uit en maakte hem uit voor boeler nadat zij er achter waren gekomen.
- Ik denk aan dat meisje dat opgroeit bij haar tante en oom. Zij kon niet meer bij haar moeder en stiefvader blijven wonen, omdat stiefvader niet van haar af kon blijven. Moeder plaatst haar bij haar zus en zwager in huis. Echter ook deze zwager, de oom van het meisje, kon zijn handen niet van haar afhouden.
En zo ken ik nog heel veel mensen en casussen. Soms wordt mij de naïeve vraag gesteld: ‘Zijn dit allemaal Hindostanen?’ Wat willen jullie horen? Nee, dames en heren, het gebeurd bij iedereen, maar niet onder Hindostanen? Helaas, dit zijn allemaal Hindostanen. En de meeste van deze casussen betreffen mensen die het erg druk hebben met overleven. Mensen die weinig kracht hebben voor een hbo-diploma of andere successen. Mensen met zoveel eigen opgaven in het leven, dat zij de mobiliteitswens van hun ouders niet waar kunnen maken. Het zijn vaak ook mensen die hun eigen issues niet kunnen delen met hun partner of andere dierbaren. Het delen van ervaringen betekent dat we ons kwetsbaar moeten opstellen. Dat gaat niet zonder consequenties. Want de grootste vraag blijft: ‘Zal mijn partner mij hiervoor veroordelen?’
Wat moeten we doen?
Om als Hindostaanse gemeenschap te voorkomen dat weer één van ons zich van het leven berooft of probeert te beroven? Ik kan hier vanaf dit podium een geweldig verhaal houden over hulpverleners en de hulpverlening. Echter de realiteit is dat hulpverleners, net als wij, mensen zijn. En feit blijft dat Hindostanen een gesloten bevolkingsgroep vormen. We hangen onze vuile was vaak niet buiten. We verdringen het, vergeten het, doen alsof het nooit heeft plaatsgevonden. We ontkennen het, zelfs bij onze eigen partners. Onze kinderen leren wij eveneens om de vuile was binnen te houden, te vergeten, er nooit over te spreken. Hoe moeten hulpverleners er dan achter komen wat er mogelijk onder ons speelt? Zo lang zij de problematiek niet kennen, niet begrijpen, kunnen zij ons niet adequaat helpen.
En waarom zouden we onze kwesties, onze problematiek opengooien? Je naasten kunnen je immers al uitlachen. Nee, we willen niet uitgelachen worden. We willen juist meetellen, gewaardeerd worden. En daarom doen we mee met de grote façade en met de rat race. Daarom tentoonstellen we onze successen. We kloppen ons op onze borsten en vertellen elkaar over onze successen. En we houden zoveel mogelijk associatie met vervelende of mogelijk imagoschadelijke ervaringen buiten beeld. We houden onze pijn buiten beeld. Maar kent u het spreekwoord ‘gedeelde smart is halve smart’? Ongedeelde smart is erg zwaar. En wat doen mensen wanneer de eigen herinneringen, de eigen smart, zo zwaar is dat het ondraaglijk wordt?
Aan de andere kant zien we dat met ervaringen ook begrip voor issues ontstaat. Door erover te spreken ontstaat enerzijds inzicht en begint daarnaast het verwerkingsproces. Daarom is het belangrijk om te beseffen dat je in je ervaringen niet alleen staat. Van belang is je eigen netwerk te verbreden met lotgenoten of andere mensen met levenservaring, die op een degelijke manier met andermans pijnervaringen omgaan. Hierdoor weet je enerzijds dat je niet de enige bent en kun je anderzijds een start maken met de verwerking.
Ter afronding wil ik jullie de belangrijkste vragen en boodschap van mijn verhaal meegeven. Wanneer u vandaag thuis komt, kijkt u dan in de spiegel. Vraagt u zich af of u uzelf wel goed kent, zoals u werkelijk bent. En daarna of u uw eigen partner kent, zoals hij of zij werkelijk is. Vervolgens u uw kinderen kent, zoals zij werkelijk zijn. Wilt u uw partner en kinderen kennen zoals zij werkelijk zijn? Denk vervolgens aan de boodschap die u uw kinderen meegeeft. Mogen zij zichzelf zijn? Of vraagt u van hen om mee te doen met een façade? Om een dubbelleven te leiden? Dit zijn de engste vragen die u zichzelf kunt stellen. Om een bijdrage te leveren aan suïcidepreventie moeten we in de spiegel kijken. Denk hierover eens rustig na en besluit dan wat u moet veranderen aan uzelf om er ten eerste voor te zorgen dat uw partner en kinderen voldoende veiligheid voelen om in hun huis zichzelf te zijn. Dit is de eerste stap naar elkaar waarderen voor wie we werkelijk zijn.
Ik dank u voor uw aandacht.
© Dr. Anita C. Nanhoe
[1] Er waren ook andere motieven, die voor dit betoog niet direct relevant zijn.